donderdag 6 maart 2014

Geluid van gras


Op mijn bureau heeft lang een schelp gelegen.Ik heb ze een keer aan een jarige gegeven, die om een bijdrage voor zijn nieuwe muziekinstallatie had gevraagd, en gezegd dat hij hier gratis voor niks mee naar de zee kon luisteren. Toegeeflijk lachend zei hij dat je dat met zijn oude muziekinstallatie inmiddels ook wel kon.
De zee horen in een schelp of door een kapotte geluidbox, is dat hetzelfde? Het geruis van de branding in plaats van de autoweg in de verte tijdens een duinwandeling. Horen we wat we denken te kennen? Het bad boven je hoofd dat plotseling leegloopt, ruisende regen op een bladerdak. De stilte daarna in huis.
De stilte na een geluid. Zoveel geluiden, zoveel stiltes. Wachtend op de wegenwacht, zittend in de berm langs een snelweg, kun je soms het gras horen groeien

grasjes in de berm
stil gaat hun leven verder
verkeer raast voorbij






vrijdag 10 januari 2014

Jaarbegin


Wat brengt het nieuwe jaar?
Een vogel fluit wie weet wie weet
duiven koeren morse

De witgrijze lucht was eerst nog leeg. Dan is ze, heel kort, vol zoevende duiven!
Alsof één keer met de ogen knipperen ze geluidloos opriep.
Ze komen niet van een verre reis, weet ik, ook in de winter laat een buurman ze wel eens uit. Ze vliegen dan in wijde cirkels door de hemel boven onze straat.
Het moment van weer op ‘de slag’ vallen wordt bepaald door lokgeluiden en voer strooien. De ‘slag’, dat is het hok bij de buurman, die duiven ‘melkt’. Dadelijk zullen ze… zoeff, daar waren ze weer. Ik kan niet zeggen ‘zijn’, omdat het zo snel gaat, dat het is, of ze zichzelf uitwissen. Ze lijken met een krachtcentrum verbonden, van waaruit ze worden rondgezwaaid, daar staat een reus die ze aan zijn onzichtbaar touw rondzwiert. Hoe kunnen ze anders zo in formatie vliegen? Piloten moeten daar lang voor oefenen, deze dieren doen het uit instinct.
Nu blijven ze weg. Ik wacht. Dat is ze in elk geval gelukt. Verwachting wekken. Maar ik weet, dat zij nu alweer bij het zojuist gestrooide voer zitten.

Van de zomer heb ik mijn buurman eens gevraagd of zijn dierbare duiven veel te vertellen hebben na een reis. ‘Tja, zo klinkt het wel’, zei hij. ‘Ze koeren wat af’.
Als ik al een onthulling verwachtte: hij verstaat ze niet, zag ik aan de manier waarop hij keek. Hij ‘melkt’ ze alleen maar.
Dit jaar ga ik zelf op onderzoek; naar dit geheim en nog veel meer

mijn plek bij het raam
overvliegende duiven
vegen de lucht schoon

(Eerder verschenen in Schreef, blad van Taalpodium)

zaterdag 4 januari 2014

Hoog tij


Die gewijde stilte na de kerst was er weer, even.
Dan knalt het er op los, ook 's nachts. Wakker schrikken. Iemand spurt weg. Liggend je schou­ders ophalen

kreten in de nacht
van het huis om mij heen
zwijgen de stenen

Uitslapen bij ochtendlicht. Later dan gewoon­lijk de hond doen. Hij gaat tekeer tegen het vuurwerk dat nu van alle kanten komt. Kijkt omhoog, blaft vervaarlijk tegen de hemel. Dapper is hij nu. Hij zal ze... Zijn mens legt uit dat ze dit allemaal doen om boze geesten te verjagen. 'Maar dit zíjn toch de boze geesten?' vraagt zijn blik.
's Avonds tegen twaalven, als het tumult goed losbarst, kruipt hij jankend onder de bank. Zelfs, wat hij normaal niet zou doen, óp de bank, en óver de mensen heen. 'Hou me vast! Verstop me!' Een doodsbang mensenkind is dan de hond.
De man wil hem tot de orde roepen, maar de vrouw troost het dier, bij haar raakt dit een diepere snaar.
Nu kijkt de man vanaf het balkon naar het razende vuurwerk. Indrukwekkend, die explo­derende sterren. Lichtkogels... Lachend weet hij dat het vrede is. Boven alles, niet exploderend, ziet hij de maan.
Nieuwjaarsochtend. Onwaarschijnlijk stil. Geen levende ziel... Ja toch, buurman veegt de straat. Hij woont op de hete hoek, die nu is afgekoeld, gesust in ochtenddauw. Lege fles­sen, hulzen en verpakkingen verzamelt hij in een vuilniszak, geduldig. Hij staart naar het gesmolten wegdek, met doe-het-zelversblik... maar nee. Vroege jongens zoeken nog naar bruikbaar vuurwerk: we zijn er nog niet. Maar de dagen lengen, in deze vreemde lentekerst
 
het wordt langer dag
een kraai verstilt aan zijn tak
in het nieuwe licht


zondag 3 november 2013

De illegaal


 
Ze zat opeens doodleuk in mijn achtertuin.
Niet de Roemeense met de daklozenkrant die ik dagelijks bij de Lidl groette, maar een verwaaide postduif. Ze deed me wel even aan dat meisje denken, die in de winkelstraat haar hand al ophield als ze me zag. Was ik te aardig geweest?
Deze duif rustte uit van haar reis. Waarschijnlijk was ze niet meer een van de besten op het hok. Straks is ze voor de poelier, dacht ik, en gaf haar genadevoer. Als ze zich weer sterk genoeg voelt, gaat zo'n wijs dier heus wel verder, die nestelt zich niet in je tuin, ik heb dat als kind wel geprobeerd, zo'n dier houden; maar ze willen alleen even bij jou op verhaal komen. 'Thuis' blijft het doel.
Haar ring herkende ik niet. Ze voerde zichzelf bij en pikte hevig mee met de krielen, die ik 's middags vrij liet, en die het kennelijk interessant vonden, zo'n bereisd vliegbeest. Ik keek toe hoe ze deden met elkaar, hun 'gesprek onder vogels': zoals ze stonden te luisteren, op één poot, voor meer aandacht (kippen-mindfullness), starend naar die verwaaide maar toch wel deftige illegaal. Ze kwam helemaal uit het zuiden, hoorde ik. Het Zuiden! Dat klonk spannend in de oren van mijn krieltjes. "Ik ook", schepte de beige krul op. "Ik ben ook in het zuiden geweest!" (Ze is een keer zo geschrokken van een jagende kat die mis sprong, dat ze luid kakelend over de heg vloog en in een buurtuin belandde. Daar zat ze verwezen te wachten tot de buurman haar vond en terugbracht. Einde avontuur. Sindsdien denkt ze dat ze een wereldreis gemaakt heeft).
De duif negeerde haar. Reizen was voor die staalblauwe vleugelaar allang geen reden meer om op te scheppen. Reizen, zeker voor duiven, is een manier van thuis komen.
Want dat haar baas haar dan na enige tijd toch weer in een mand stopt, en die mand met vele andere in een vrachtauto zet, heeft ze nooit gesnapt. Hij houdt toch van haar? Blij als ze eitjes legt, veelbelovende jonkies krijgt. Ja waarom eigenlijk, wat beloven ze? Sneller heen en weer vliegen tussen Bordeaux en Driebergen dan de duiven van de buurman. Wat dan nog? Zou je als duif ooit van huis en haard weggaan als je niet gedwongen werd?
Mensen. Je weet als dier niet waar ze mee bezig zijn. Ze rijden halsbrekend om... thuis te zijn? Voedsel te vinden? Of misschien doen ze alleen maar hun best om te vliegen, mensen in auto's; duiven zien ze wel eens zitten, die verbeten koppen, en schudden zich verwonderd.

'Overstekend wild'
maar wie is eigenlijk wild
en wie steekt over?




vrijdag 18 oktober 2013

Kattenkunsten


Ik heb een kat gered, zoals ze vlak voor mijn auto overstak. Ik moest er zo van remmen dat ik even langs de kant ben gaan staan. Diepe zucht, de gedachtetrein gaat lopen. Zou dit een soort streaken zijn? Want het gebeurt me vaker.
Herinneringen aan de eigen kat. Haalde hij bij leven dat soort grappen uit? Niet in mijn zicht. Bij hun zorgmens gedragen ze zich als kinderen.
Wel andere beelden, van hoe hij erbij kon liggen bijvoorbeeld, zonder enig besef van klein te zijn. Katten liggen leeuw, ze doen niet minder.
Of de meditatiezit in de vensterbank, pootjes keurig naast elkaar, blik op oneindig.
Dwars door je heen kijken. De knipoog als je hem wat lang aankeek, waarbij hij meestal won.
De schaamteloze manier waarop hij een seinpaal in de lucht stak om bij zijn edele kattendelen te kunnen voor achterstallig onderhoud.
Het ene nageltje waarmee hij iets van mijn bord probeerde te hengelen. De laffe sprong van tafel toen ik hem daarop betrapte, om zich onmiddellijk daarna te gaan zitten wassen met een air alsof niet hij maar ik de boosdoener was.
Maar nooit onderdanig.
Als ik optrek is alles vergeven.

Met de kat op schoot
vol vredige gedachten
mis ik mijn trein





dinsdag 8 oktober 2013

Nazomeren


In de tuin gaat alles langzamer, nu de zon zelf later is. Ik stap door het natte gras, door die andere wereld van het kleine leven.
Plonsjes, alsof iemand een handvol steentjes in het vijvertje gooit... Kikkertjes, weet ik weer, die zich warmen in de ochtendzon en voor mijn blote voeten wegspringen. Hun dinosaurus. Die wil alles even groeten. Hallo hommel, dag slak.
Een dromenland, de ochtendtuin. Lampjes de late helianten in de mist. In het hoge gras nabloei van Sint Janskruid: daglichtjes. Bijen op Koninginnekruid en Springbalsemien garen hun laatste oogst nog gauw voor de kou invalt.
Kijk nou toch. Hoog tegen een paar stengels van helianten zitten slakken. Met huisje en al zijn ze, in slakkengang, omhoog gekropen. Zou er verschil voor ze zijn tussen horizontaal en verticaal? Of “denken” ze dat ze gewoon vooruit zijn gegaan? Als iets heel lang duurt merken ook zij waarschijnlijk het verschil niet.
Vragen voor als je de tijd hebt. Of voer voor slakkologen. Ik vind een leeg huisje in het gras. De bewoner heeft natuurlijk als hapje gediend. Maar vogels en egels lusten ook slakken. Waarom zijn er eigenlijk geen nakomelingen die zo'n verlaten huisje opeisen? Ook zo'n vraag.
Ik bekijk aandachtig de spiraalvorm. De slakken-gang. Hoe zou het daar binnen zijn? Ik zal er nooit – als Alice in Wonderland – in kunnen gaan. Maar wat een juweeltje van vorm en kleur, zo op de palm van mijn hand. Inspirerend. Gezien op heiligdommen uit de steentijd, de spiraalvorm, symbool voor spirituele groei.
Voorzichtig nu stap ik verder. Er krákt iets onder mijn blote voet. Slakkenhuisje. Nog bewoond ook. Huiveringwekkend.

Te zwaar voor de halm
vervolgt een kever zijn weg
klimmend steeds lager

zondag 25 augustus 2013

Mooimaken


Ze zijn twaalf. Vroeg of laat voor die leeftijd, dat weet ik niet, maar ze staan zich boven in de badkamer op te maken. Eindeloos. Nog maar twee weken geleden waren ze net zó in de weer, met een schminckdoosje van Bart Smit. Ook prullerige sieraadjes konden toen nog dienen.
Dit keer zijn er echte opmaakspullen die, neem ik aan, van hun moeders zijn 'geleend'. Ze hebben straks een klassefeest, de twee kinderen waar ik eens in de week op paste. Nu ik er aan terug denk hoor ik ze weer zachtjes praten, over wat ze aanhebben, en wie er nog meer komen.
Ik was vergeten hoeveel tijd mijn zussen hier vroeger in staken. Een vak apart, begreep ik nu, zich mooi en aantrekkelijk maken. Jeroen van de overkant, ook twaalf, geeft adviezen, áls hij er al bij mag zijn, en nogal eens hoor ik dat ze hem verjagen.
Het duurt nu al een uur. Dan zijn ze klaar, en komen subtiel showen. Ze vragen niet meer, hoe vind je ons, of hoe zie ik er uit, nee, ze lopen me voorbij, maar door hun ooghoeken houden ze me in de gaten. Ik blijf aan de computer zitten en vraag zonder op te kijken of het gelukt is. Ja hoor, roepen ze. Het klinkt onverschillig, maar ze wachten op mijn reactie, dat voel ik. Ik draai mijn stoel naar ze toe, en neem ze aandachtig op. Oogschaduw, lipstick, eyeliners, het zit er allemaal, op de juiste plekken en niet eens zo overdadig. De blonde haren weelderig uitgekamd, tot over de schouders: hebben ze dit vrouwelijk pronkjuweel net ontdekt?
Ik draai me weer om en typ verder. Met dit mooie weer en de lange lichte avond zouden ze anders buiten spelen; ze zijn er helemaal klaar voor, maar het is nog te vroeg om ze weg te brengen naar het feest.
Dan opeens is er een oplossing voor de wachttijd: of ze hun muziek mogen opzetten, om te playbacken.
Wat een gunst: ik mag, nee, ik moet kijken. Ik ben in mijn eentje het hele publiek.

gevallen nestje
ingeweven grijzend haar
zinvol hergebruik